ZOMERMAALTIJD
aan lange tafels zaten wij rond
de rijkbeladen dis vol Indisch eten
herinnering aan vroeger, niets was zij vergeten
de rozen geurden in de avond
en zij, zo stralend blij, wist zich omringd
door ons en al haar goede vrienden
als wij keer op keer onszelf bedienden
genoot zij lachend: een opgewonden kind
en ieder jaar opnieuw, tot op die dag
dat wij buiten zaten en zij binnen lag
maar ramen open, zodat zij ons kon horen
een zomermaaltijd is nadien als nooit tevoren
een hecht met elkaar verbonden zijn, en och,
soms hoor ik in de rozenruis haar lachen nog.